driemaandelijks tijdschrift van de VSREFITBTFIS VBBR Bm^BMBLBBrS van de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen Redaktieadres : W. De Prins, Diksmuidelaan 176, 2600 Berchem. Tel. : 031 - 22.02.35 Jaargang 5 Januari 1977 Nummer 1 LAPLAND 1975 Na een grondige voorbereiding vertrokken mijn broer Guido en ik op zaterdag, 5 juli 1975, op een entomologiscbe ex- peditie naar Lapland. Om 4 uur *s morgens werd bet start- sein gegeven en 16 uur later belandden we aan te Prede- riksbaven in Denemarken, na een vrij eentonige reis op de E3 door België, Nederland, Duitsland en Denemarken. De veerdienst pikte ons daar om 22 uur op. Tijdens de nacbte- lijke overtocht was reeds goed te merken dat we ons beel wat noordelijker bevonden want aan de horizon bleef bet steeds schemeren. Drie en een half uur later zette de "Prinsessen Desiree" ons af te Göteborg en na nog een uur- tje te hebben doorgereden legden we ons gewoon langs de weg te rusten na een reis van bijna 24 uur. Het werd reeds licht ! E^ele uren later zaten we echter opnieuw op de E3. Te A- lings&s vingen we onze eerste Zweedse vlinders. Het weer was prachtig en we stopten geregeld bij interessante bio- topen. Te Orebro verlieten we de E3 om pal noord te rij- den, zodat we het drukke Stockholm vermeden. Rond 19 uur bereikten we Gavle waar we voor het eerst onze tent opzet- ten. Vandaar af volgden we de E4 die langs de kust tot in Finland loopt. *s Maandags, 7 jiili» stopten we nabij een zeer moerassig gebied, waar Vaccinium mvrtillus. Oxycoccus quadripetalus . Comarum palustre. Drosera anglica e. d. groeiden. Boloria aquilonaris en Coenonvmpha tullia demo- phile waren hier zeer gewoon. De nominaatvorm van Colias palaeno was door zijn snelle vlucht moeilijk te vangen. Gelijkaardige gebieden te UmeS en Skellefteft bleken jammer genoeg niet zo soortenrijk te zijn. Op deze laatste plaats vingen we een exemplaar van Ochlodes venatus faunus. Deze soort heeft zich in Zweden naar het noorden verspreid. In 1889 was de noordelijkst bekende vindplaats gelegen op 62° NB. Nu is de soort bekend van rond 64° NB. Skellefteh ligt zelfs bijna op 65° NB. 1 Te Njurunda vingen we enkele exemplaren Plebicula amanda. Volgens Nordstrom komt deze soort in Zweden en Noorwegen niet ten noorden van de 62e breedtegraad voor. Een ver- melding van Piteè (65° NB) wordt zeer in vraag gesteld. Vangsten ten noorden van 61° NB zijn trouwens uiterst zeldzaam. Njurunda ligt op ongeveer 62°20' NB. Pig. 1. Vocbtig biotoop te Njurunda. Op dinsdag 8 juli staken we de Pinse grens over. Vanaf toen begon het weer ons parten te spelen. Te Earunki kre- gen we onze eerste regenvlaag bij een temperatuur van rond 10° C. Nochtans vingen we hier 5 exemplaren van Leptidea sinapis die in Pinland nauwelijks ten noorden van 65° NB wordt waargenomen. Karunki ligt net ten noorden van 66°NB. De volgende morgen passeerden we de poolcirkel. We pro- beerden de Tllas te bereiken, maar we konden er met de wa- gen niet dicht genoeg bij komen om aan een beklimming van deze berg te denken. We reden dan maar ineens door tot Pallastunturi . Daar beklommen we de 800 m hoge Taivaskero. Van de top, die reeds 400 m boven de boomgrens lag, hadden we een enxg uitzicht over het Pinse en Zweedse landschep. Hier groeiden talrijke exemplaren Betula nana. We ontdek- ten een klein dallet je op een hoogte van 500 m dat zeer rijk begroeid was. Daar moesten zeker enkele arktische 2 Pig. 2. Dal op 500 m hoogte in het Pallastunturi-gebied soorten zitten waarnaar we uiteraard op zoek waren. Jam- mer genoeg was de lucht volledig overtrokken zodat er bij- na geen vlinders vlogen. We besloten daarom de volgende dag terug te komen, en we hadden geluk! Na enkele gewone- re soorten zoals Erebia pandrose, Clossiana euphrosyne en C . selene . vingen we ons enig exemplaar van Peneis bore. een onbeschadigd wijfje. Even later konden we een koppel Clossiana freija bemachtigen. In dit prachtige dallet je, waar ook enkele rendieren rondkuierden, konden we tijdens de hele dag slechts o^eveer 20 exemplaren Lepidoptera waarnemen. In een gelijkaardig dal in de Alpen zouden het er honderden geweest zijn. We volgden de grensweg tussen Zweden en Finland, waarbij we onderweg geregeld stopten om verscheidene biotopen te onderzoeken. We zagen echter raar of zelden een vlinder. Ondertussen hadden we ook de grens van Lapland overgesto- 3 ken. Vrijdag, 11 juli, bereikten we Kilpisjarvi, een ne- derzetting van enkele huizen op de grens van Zweden, Fin- land en Noorwegen. Het regende voortdurend, maar toch maakten we een korte wandeling die ons enkele exemplaren Clossiana freija en Erebia pandrose opleverde. Fig. 3- Kilpisjarvi In Noorwegen reden we voorbij Skibotn ten oosten van de Lyngenf jord. Hier kwamen we voor het eerst in het land- schep van de Noorse fjorden zoals men het van de prent- kaarten kent. We volgden de weg langs de fjorden noord- waarts tot in Alta. Daar sloegen we een zijweggetje in tot Gargia waar een zeer interessant biotoop was. De voortdurende regen en lage temperaturen die nog maar zel- den de 10° C bereikten, zorgden er echter voor dat de en- tomologische waarnemingen eerder aan de magere kant waren. Op 13 juli nochtans konden we er de zeldzame Erebia pola- ris vangen. Verder enkele exemplaren Clossiana frei.ia en een mannetje van Proclossiana eunomia ossianus. De meest interessante vangst in dit gebied wan echter een mannetje van Sterrha dimidiata Hufn. Deze soort leeft slechts tot Vasterbotten in Zweden (ca. 63° NB). Gargia ligt bijna op 70° NB. Hoffmeyer vermeldt dat de soort zich 4 in Finland uitbreidt. De rups leeft op afgevallen en ver- welkte bladeren van lage planten. Zij overwintert. Op 15 juli reden we via Alta door tot de Porsangerf jord. Tijdens deze rit bereikten we bet noordelijkste punt van onze reis, meer dan 70° NB. Voorbij Lakselv stopten we aan een vochtig terreintje dat er eerder oninteressant uitzag. De zon kwam echter een uurtje te voorschijn en op die tijd konden we enkele zeer interessante soorten van- gen_ ; Clossiana_ frigga en C. freijaj Proclossiana eunomia ossianus , Peneis norna en Erebia disa^ steeds in beperkt aantal . Het was alsof deze vangst teveel was geweest want de vol- gende dagen liet het weer ons volkomen in de steek. Een ijskoude noordenwind bracht voortdurend regen aan. We ver- volgden onze weg langs de Noorse fjorden tot Kirkenes. Het kwik klom niet hoger meer dan 6° C, onuodig om een net bo- ven te halen. Langs de Russische grens reden we nu zuid- waarts tot Njurud waar de weg doodliep. We kwamen voorbij zeer interessante biotopen, maar er was geen enkel teken van insektenleven te bespeuren. Zelfs de miljoenen muggen, waaraan we stilaan begonnen te wennen, lieten zich niet zien. We keerden daarom onverrichterzake terug via Eirke- nes tot aan de Porsangerf jord. Daar werden we zelfs ver- gast op een beetje sneeuw! Via Alta, Kautokeino, Enontekiö en Eaaresuvanto kwamen we terug in Zweden terecht. Daar reden we westwaarts, voor- bij Eiruna tot Pirrtivuopio . *s Anderendaags was het won- der gebeurd : we zagen de zon weer! Tijdens de voorbije vijf dagen hadden we geen vlinder gezien. We maakten van het goede weer gebruik om een bergtocht te maken. Op lage hoogte, tussen de bomen, vingen we enkele exemplaren Ere- bia ligea dovrensis. Óp een bloemenrijk plaatsje tussen de bomen konden we een koppel Clossiana thore borealis be- machtigen. Hier vingen we ook ons enig exemplaar Bcloria napaea en een mooie reeks Mellicta athalia norvegica. De vlinders van deze ondersoort zijn duidelijk kleiner dan die van de nominaatvorm . De volgende morgen vielen onze plannen om de Eebnekaise te beklimmen in het water, nogmaals wegens het slechte weer. Deze 2117 m hoge berg moest ons zeker Colias hecla suli- telma kunnen opleveren. We wachtten de hele dag, maar het weer bleef even slecht. Op dinsdag, 22 juli, was het weer nog slechter geworden. Van de bergen was niets meer te zien door de zeer laag hangende wolken. Het regende geregeld bij temperaturen tussen 5 en 10° C. We besloten daarom niet langer te wach- ten, maar zuidwaarts te rijden in de hoop dat het daar be- 5 ter zou zijn. Het lag in onze bedoeling om nu de bergwegen in het centrum van Zweden te volgen omdat we op de heen- reis de kustweg hadden genomen. Zo zouden we ook geregeld interessante bergbiotopen kunnen bezoeken. Het weer en de wegen waren echter zo slecht dat we vrijwel onmiddellijk terug de goed onderhouden kustweg opzochten om zo snel mo- gelijk in het zuiden te geraken. Het goede weer bleek hier nochtans ook niet te bestaan, zodat we zonder onderbreking drie dagen in de auto doorbrachten. Het was een rare er- varing om het 's nachts weer donker te zien worden. We leefden nu al bijna 20 dagen in een voortdurend lichte om- geving. De "Prinsessen Kristina" zette ons over het Kattegat terug op Deense bodem en op vrijdag, 25 juli, kwamen we rond de middag in Berchem aan, waar het 's anderendaags 30° C warm werd! Op 21 reisdagen hadden we 9000 km afgelegd. Deze 21 dagen behoren echter tot de meest avont uurrijke van al onze entomologische reizen. De middernachtzon, die we door het slechte weer slechts één keer te zien kregen^ de geleidelijke overgang van taiga naar toendra, de sompi- ge moerasbodem op de permafrost, de miljarden muggen en niet in het minst de alomtegenwoordige magische aanwezig- heid van de trollen, belichaamd door de prachtige ranon- kelachtige Trollius europaeus, die overal tussen de lap- pententen groeit, maken van deze reis een onverge te lijke gebeurtenis . Voor de voorbereiding van onze reis zijn we dank verschul- digd aan Magne Opheim (Oslo) en aan Mogens Schlüter (Naest- ved). Deze laatste entomoloog beschreef enkele interessan- te reisroutes en bevestigde of verbeterde enkele determi- naties ter gelegenheid van een bezoek aan België. M. Op- heim determineerde enkele moeilijkere soorten. In de hierna volgende lijst werd de volgorde der families gevolgd volgens de systematiek van Kloet en Hincks. Ver- der zijn de dagvlinders binnen de families gerangschikt volgens Higgins en Riley, de overige Macrolepidoptera vol- gens de catalogus van Opheim en de enkele Microlepdioptera volgens de catalogus van Krogerus, uitgezonderd de Crambi- nae, die volgens de monografie van Bleszynski gerangschikt zijn. Daarbij moeten we erop wijzen dat slechts zeer spo- radisch nachtvlinders of micro's werden verzameld. Om plaats te besparen worden in de lijst geen data meer ver- meld. Men kan deze gemakkelijk terug vinden in de legende bij kaart 1 (p. 12). 6 HEPIALIDAE HepialiiB fiisconebnlosiis De Geer : ümeSL 1 Hepialua hecta L. : Gavle 3 OECOPHORIDAE Pleurota "bicostella Cl. ; Lövanger 3 o'* TORTRICIDAE Lozotaenia forsteraaa P. : Lövanger 1 o'. Ettlia miidstraiia L. : Kaaresmranto 1 5, Gargia 1 cf. Eajia osseana Scop. : Lövanger 4 o*. Spilonota ocellana P. : Gargia 1 9. Epiblema foenella L. : Gargia 1 9. Oletlireutea obsoletana Zett. (det. M. Opbeim) : Pirttivuopio 2 P* 35-38 en nr. 10, 3-6). 54 NOG EEN SCHANDPAAL In het achtste nummer (15 april 1977) van de "Insekten- hörse", bijlage van het "Entomologische Zeitschrift" , le- zen we eens te meer een hoogst verwerpelijke advertentie. B. Eenson (Sint-Truiden) stelt er enkele exemplaren van C^abus auromtens putzevsi Mors. te koop aan de meest biedende. Hij voegt eraan toe dat deze niet gekweekt maar gevangen werden, dat ze niet geprepareerd zijn en dat het om materiaal van prima kwaliteit gaat. Hu weten we allen dat het ras putzeysi Mors. een endemiek is in ons land en alleen voorkomt in het al zo bedreigde Zoniënbos. Het is dan ook zonder meer schandalig dat der- gelijke dieren te koop worden aangeboden. Uit ethische gronden zou een rechtgeaard entomoloog reeds grote reser- ves moeten hebben bij het vangen van deze insekten voor zijn eigen verzameling, laat staan voor het aandikken van zijn portefeuille! Ik durf er dan ook bij ieder die dit leest op aandringen helemaal niet in te gaan op deze aanbieding en meer in het' algemeen om geen insekten te kopen die niet voort stammen uit kweken of bestemd zijn om een kweek op te zetten. W.0. De Prins BOEKBESPREKING Hannemann , H.-J. : Kleinschmetterlinge oder Microlepido- ptera Hl; Pedermotten (Pterophoridae) , Gespinstmotten (Tponomeutidae) j Echte Motten (Tineidae); 63ste deel uit de reeks "Die Tierwelt Deutschlands"^ Jena 1977» 273 P* » 17 platen met zwartwit-f oto • s , 185 figuren in de tekst. Wie zich met Microlepidoptera bezig houdt, zal wel blij zijn met de publikatie van dit boek. Het behandelt drie families waarover weliswaar veel werd geschreven, maar steeds in afzonderlijke artikels, verspreid over diverse tijdschriften, zodat het opzoeken van het een of het ander gegeven heel wat tijdverlies met zich bracht. Na een korte inleiding behandelt Hannemann de drie fami- lies op dezelfde manier ; eerst komt een algemeen deel met gegevens over de bouw, de biologie, de levenswijze en de systematiek, dan volgt de eigenlijke beschrijving van de soorten. De auteur zorgt voor determineertabellen tot op de soort. Van elk der 148 behandelde soorten wordt ver- meld waar ze oorspronkelijk beschreven werd, waar het type gevangen werd en bewaard wordt. De synoniemen en de ver- spreiding worden aangegeven, alsook een korte beschrijving 55 van liet imago, het biotoop en de verspreiding in West- Düitsland. Tot slot volgen gegevens over de mannelijke en vrouwelijke genitalia, de rups en haar levenswijze, voor zover deze laatste bekend zijn. ^ Van elke soort worden de genitalia af geheeld en van sommige de vleugeladering, de kop e.d. Elke soort wordt bovendien af geheeld op de foto- pieten. Het boek besluit met^een uitgebreide literatuurlijst en een register van familie- , genus- en_ soortnamen. Recente gegevens (tot december 1976) werden in een appendix opge- nomen. Het is een handig determineerwerk dat een microle- pidopteroloog zeker niet mag missen. W.0. De Prins KALENDER DER VOORDRACHTEN Gelieve nu reeds de data van onze drie voordrachten te no- teren. Ik vestig uw a^dacht speciaal op de voordracht van^de heer N.W. Elfferich^ de dia's en de film zijn wer- kelijk van een voortreffelijke kwaliteit. Vrijdag, 14 oktober 1977 : J» SCHOOPS, "Het leven der bij- en en de geschiedenis van de bijenteelt", voordracht met dia's. Vrijdag, 18 november 1977 ï E» BOSMMS, "Systematiek, oe- cologie en f aunistiek van de Belgische wantsen", voor- dracht met dia's. Vrijdag, 16 december 1977 ’• H.W. ELPPERICHj "Relatie van de Lycaenidae met mieren", voordracht met dia's en film. Alle voordrachten vinden plaats in de Keurvelszaal , Ko- ningin-As tridple in Antwerpen, telkens te 20.00 uur. IHHOUD : Castagni, C. - Methoden voor het merken van dieren 52 De Prins, W.0. -Adscita heuseri Reichl en A. statices L.45 -Nog een sch^dpaal 55 -Boekbespreking 55 56 VwwrtwMfMifk* MtifMr : W. 0% PriM, DikMwM*loefi 17». 3600 t*rchMi. T*)*fe*n : 03 • 22.03.35 j. driamaondalijlct tijdschrift van d« VeREPlTBTNB VBBR BFITBMBLBBTB van da KoninklIJka Maatschappij voor Diarkunda van Antwarpan R(|dakt|eadr8»,.;. W. De Prins, Diksmuidelaan 176, 2600 Berchem. / . Jaaraana 5 Oktober 1977 ACENTRIA NIVEA (Olivier) ( Pyralidae ) Tel. ; 031-22.02.35 Nummer 4 Verscheidene auteurs (o.a. Bourgogne, Eeichholf) beklagen zich over de onvoldoende kennis betreffende de versprei- ding van Acentria nivea Olivier. Dit is eigenlijk ook he- lemaal niet zo verwonderlijk want ten eerste zijn er maar weinig lepidopterologen die zich met Microlepidoptera be- zig houden en ten tweede wordt A ♦ nivea niet steeds onmid- dellijk als vlinder herkent. Zijn levenswijze, gedrag en morfologie wijken zo sterk af van de "gemiddelde” vlinder, dat vroegere entomologen zelfs gemeend hebben een afzon- derlijke orde te moeten opstellen voor deze soort. Nu is de biologie van A. nivea gelukkig wel goed bestu- deerd -Berg schreef er in 1941 zelfs een artikel van tach- tig bladzijden over - en ook hier merken we onmiddellijk dat we met een eigenaardige soort te doen hebben. De rups leeft namelijk onder water van 0,5 tot 3 m diepte. Zxj komt dus veel ^dieper voor dan de rupsen van Nymphula en Parapoynx , die eveneens onder het wateroppervlak leven. Als voedselplanten werden vermeld ; Potamogeton natansj P. crispus , P. perf oliatus , P. pectinatus, Polygonum amphibi- um en Chara sp. Een ^dere eigenaardigheid is het feit dat de wijfjes van A . nivea in twee vormen voorkomen : een vleugelloze en een gevleugelde vorm (f. hansoni Stephens). In België heeft men tot nu toe slechts de gevleugelde vorm gevangen. Dit betekent natuurlijk niet dat er in ons land geen vleugel- loze wijfjes zouden voorkomen^ want wie is er al naar op zoek gegaan? De soort leeft in stilstaand water met rijke plantengroei. De wijfjes zitten op de plantestengels , soms zelfs onder water. De soort vliegt in twee generaties ; tijdens de eerste (mei-juni) zijn de vlinders zeldzamer dan in de tweede 57 ( juli-augustus) . In sommige gunstige jaren kan de soort zeer talrijk optreden. Zo kunnen er 100 exemplaren per vierkante meter bi jeengespoeld liggen op het wateropper- vlak. _ De soort is namelijk een slechte vlieger en de min- ste windzucht slaat de tere vlindertjes reeds neer. Dit merkt men ook op bij de lichtvangst; tenvijl andere Pyra- liden wild rond de lamp cirkelen, rommelt A. nivea maar wat rond, dicht bij de grond, ongeveer op dezelfde manier als de mannetjes uit het genus Hepialus» Maar hoe komt het dan dat A. nivea soms verscheidene kilo- meter ver van alle water wordt aangetroffen? Een mogelij- ke verklaring ligt natuurlijk in het feit dat de vlinders zo ver weggevoerd worden door de wind. Hun kleine gestal- te en hun licht gewicht maken zulks gemakkelijk mogelijk. Maar ook de drang om nieuwe biotopen te bezetten speelt hierbij een rol. Hierdoor is ook het dimorfisme van de wijfjes te verklaren. Stilstaand water komt meestal ge- ïsoleerd voor en enkel bij zware regenval, overstromingen e.d. zouden de aparte vijvers, vennen enz. kontakt met el- kaar kunnen krijgen zodat de rupsen v^ het ene water in het andere zouden kunnen geraken. Nu is echter bij een on- derzoek in Zuid-Beieren gebleken dat dit niet gebeurt. In- tegendeel, hoogwater heeft een massale sterfte van de rup- sen tot gevolg. Dus moet het opzoeken van nieuwe gebieden door de gevleugelde wijfjes gebeuren. Nu is het wel bemerkenswaardig dat Maes, Schuurmans en ik- zelf de soort vrijwel tegelijkertijd aantroffen en wel voor het eerst in de hete zomer van ’ 1976. Ook Johnson (1977) en Warren (1976) vingen de soort in Engeland tal- rijker dan normaal, soms ver van elk water. Pérez De-Gre- gorio ving de soort zelfs op 20 km van het normale biotoop in de omgeving van Estartit (Spanje). Het is denkbaar dat de soort door de droogte gedwongen was nieuwe biotopen op te zoeken en dat er daardoor zovele vangsten buiten het normale gebied plaats vonden. Zoals hoger reeds vermeld is de geografische verspreiding van A. nivea slechts zeer onvoldoende bekend. Bij het na- pluizen van een hele stapel literatuur werd het echter duidelijk dat de soort verspreid is in Centraal-Europa, van Ierland in het westen tot Rusland (en verder?) in het oosten en van Zuid-Zweden en Zuid-Pinland in het noorden tot Katalonië en de Alpen in het zuiden. (Zie kaart 1). Onlangs werd ze ook in Noorwegen aangetroffen. Per land konden volgende vindplaatsen genoteerd worden : Denemarken : Esrom S^5, Pures0en, Lyngsby Mose, Strandm^Jl- len, Masnedsund, Guldborg, Faaborg, Brabrand Randers Fjord, Ringk^ing Fjord, Flens- borg Fjord. Duitsland : Stassfurt, Garching, München, Ammersee , Aigen am Ina, Regensburg, Erlangen, Wallenberg, Hof, Selb, Speyer, Budweis. 58 Kaart 1 : De verspreiding van Acentria I Frankrijk : Quimperlé, Etangs de Soustous, Pont de la Tor- tière, Orléans, Pau, Etang de Brisemiclie , Bois de Chaville. Groot-Brittannië : C ^bridge shire , Staff ordsbire , noorde- lijk tot bet Caledonian Canal. Ierland : geen specif ikaties . _ Nederland : Overveen, Noordwi jkerbout , Warmond, Texel, Velp, Beekhuizen, Huissen, Tsselmonde. Noorwegen t Kristiansand. Oostenrijk : Innsbruck. Polen : Wilno, Zawiercie, Lwow, Stryj. Spanje : Estartit, Gap de Creus. Ts j'ecboslowaki je : Gbely, Vrable, Mlynany. Zwitserland : Eomansborn, Staad, Berlingen. In België werd de soort voor bet eerst vermeld door Don- ckier de Donceel in 1882 uit bet bos van Linthout . Nadien werd ze ook gevangen te Brussel (de Crombruggbe) , Frame- ries (Dufrane), Aje (Ricbard) , Luik ( Janmoulle) , Zutendaal (Houyez), Groenendaal (de Laever) en Essen (Hontelé). B. Maes ving 5 exemplaren te Zwijndrecbt in de eerste helft van juli 1976. J. Scbuuimans ving de soort te Arendonk in augustus 1976 en ikzelf ving 3 b' te Postel op 9 jum 1976, 1 d' + 1 $ op 14 juni 1976 en te Arendonk 2 o' + 3 ^ op 20 augustus 1976. 60 Over de systematisclie positie van A > nivea is nogal wat gediskussiëerd. Wocke (1871) stelde er een aparte familie voor op - de Acentropodidae - en Eagonot (1890) meende dat de soort kon ondergebracht worden in een speciale onderfa- milie van de Pyralidae, de Acentropodinae. Hampson voegde de soort bij de Scboenobiinae , eveneens een onderfamilie van de Pyralidae. Marion (1955) .plaatste de^soort weer in een aparte familie : de Acentropidae , omdat in de voorvleu- gels ader la ontbreekt, terwijl die volgens Porbes altijd aanwezig is bij de Scboenobiinae, Tbans wordt de soort echter wel weer bij de Scboenobiinae ingelijfd. Pe mannetjes van A. nivea bereiken een spanwijdte van am- per 15 nun. Zoals reeds gezegd zijn de meeste wijfjes vleugelloos. Toch komen er ook gevleugelde wijfjes (f. bansoni Stepbens) voor en die kunnen een spanwijdte van 18 mm bereiken. De voorvleugels zijn volledig vuilwit, zowat de kleur van paraffine, iets grijs getint, zonder tekening. De achtervleugels zijn zuiver wit en bet abdomen is bruin. W.0. De Prins Literatuur : Berg, K. - Contributions to the biolo^ of the aquatic motb Ac ent r opus niveus (Oliv.). in : Vidensk.Medd.fra Dansk naturb.Poren. 105, p. 59 (1941). Bourgogne, J. - Note sur quelques Pyralidae, dont une es- pèce nouvelle pour la Prance. in : Alexanor 8, p. 56? (1974). Crombruggbe, de - Catalogue raisonné des Microlépdioptères de Belgique (1906). Deurs, W. van - Danmarks Pauna, 48, Sommerfugle VI, I^a- lider (1942). Donckier de Donceel, Cb. - Catalogue des Lépidoptères de Belgique (1882). Hruby, K. - Prodromus Lepidopter Slovenska (1964). Janmoulle, E. - Microlépidoptères intéressants capturés a Aye en 1946. in : Lambillionea 47, p. 55 (1947). Janmoulle, E. - Remarques sur la faune beige. in : Lambillionea 58, p. 19 (1958). Janmoulle , E. - Remarques sur la faune beige. in : Lambillionea 62, p. 14 (1962). Johnson, P. - Acentria nivea (Olivier) at ligbt. in ; Ent. Record 89, p. 11 (1977). 61 Krogeriis, H. - Catalogus Lepidopterorum Fermiae et Scandi- naviae, Microlepidoptera (1971)* Ldonnne, L. - Catalogue des Lépidoptères de_ France et de Belgique, Volume II, Microlépidoptères ,(1935- 19^6) . Marion, H. - Révision des I^raustidae de la fauue franqai- se, IV, Révision systématique. in : Revue fran?aise de lépidoptérologie , 15» p. 41 (1955). Meyrick, E. - A revised Handboek of Britisb Lepidoptera, (1927). Müller-Rutz, J. - Die Schmetterlinge der Scbweiz (1914). Opheim, M. - Nye lepidoptere for Norge. in : Atalanta Norvegica 3, P* 16 (1977). Ostbelder, L. - Die Schmetterlinge Südbayerns und der an- grenzenden nördlichen Kalkalpen, 2. Teil, Die Kleinschmetterlinge (1939). Pérez De-Gregorio, J. - Aportaciones a la lepidopterologia Catalana. in : SHILAP V, p. 63 (1977). Rebel, H. - Catalog der Lepidopteren des Palaearctischen Faunengebietes (1901). Reichholf, J. - Zur Verbreitung und Okologie des Wasser- schmetterlings Acentropus niveus Olivier (Lepidoptera, Pyralidae) in Bayern. in : Nachrichtenblatt der Bayerischen En- tomologen 22, p. 60 (1973). Schille, F. - Fauna Motyli Polski, Tom II (1930). Snellen, P. - De vlinders van Nederland, Microlepidoptera, (1882). Soffner, J. - Bemerkenswerte Schmetterlingsfunde aus der Stassfurter Gegend und dem Harz. in : Ent. Zeitschrift (Frankfurt) 64, p. 11, (1954). Waxren, R. - Acentria nivea (01.) at light. in ; Ent. Record 88, p. 136 (1976). Whalley, P. - Some changes in the nomenclature of British Lepidoptera. in : Ent. Gazette 17» P* 72 (1966). Wocke, M. - Catalog der Lepidopteren des Europaeischen Faunengebietes (1871 ) . 62 PERIZOMA SAGITTATA Fabricius TE ASSENEDE (Geometridae) Op 2 juli 1977 maaüfte ik van een der eerste warme nachten van het jaar gebruik om de kwik damp lamp op te stellen in het krekengebied te Assenede (Oost- Vlaanderen) . De droog- te van 1976 scheen hier minder sporen achtergelaten te hebben dan in de Kempen, want hier kwamen de vlinders tal- rijk op het laken. Perizoma sagittata F. Op zeker ogenblik vestigde mijn vriend GeorgesMyncke , die me vergezelde, mijn aandacht op een spanner die op onze auto was gaan zitten. Ik kende de vlinder van afbeeldin- gen, maar ik was er zeker van hem^nog nooit gevangen te hebben. Ook dacht ik hem nog nooit in een Antwerpse ver- zameling gezien te hebben. Later die nacht kwam nog een tweede exemplaar op het laken. Toen ik, thuisgekomen, de boeken nog even inkeek werd het mij pas duidelijk welke vangst we gedaan hadden. Het betrof namelijk Perizoma sa- gittata P. waarvan Lhomme slechts twee oude vangsten ver- meldt, die hij dan nog in twijfel trekt, nl. Midden-Frank- rijk (Guenée) en Virton (Haverkampf ) . Ook A. Janssen^ die de katalogus lambillion-Derenne plus supplementen uitge- pluisd heeft, kon geen nieuwe Belgische vangsten ontdek- ken, wel een in 1934 bekend geworden vangst te Cysoing (Frankrijk, Hord). Wat het ons omliggend gebied betreft, geeft Lempke dertien vindplaatsen, de meeste in het noorden en oosten van Ne- derland, maar ook twee in Noord- Brabant (beide in 1955)» Als meest westelijke vindplaats op het kontinent noemt hij het Amsterdamse bos. Dit zou dus nu Assenede moeten wor- den. In Engeland komt de soort voor in de "Fens" van de graaf schappen Huntingdonshire , Cambridgeshire , Norfolk en Suf folk. Buiten Penland komt de vlinder nog voor in War- wickshire en Kent. Ook in Denemarken is sagittata lokaal en zeldzaam. Men vindt hem op de eilanden Lolland, Fal- 63 ster, M^in en Pyn. Koch noemt de soort van Pommeren, Bran- denburg, Mecklenburg, Nordmark, Zuid-Beieren, Baden en de Palts. Porster vermeldt enkel "lokaal in de Oost-Alpen", betgeen me wel wat slecbt geïnformeerd voorkomt. De meest noordelijke Europese vindplaatsen liggen in Zuid-Pinland. Perizoma sagittata beeft een palaearktiscbe verspreiding, van Engeland door Siberië tot Amoerland en Japan. De rups leeft in augustus en september op de bloemen en de VTUcbten van de noelruit _ C Tbalictrum f lavum") . waarvan wij op 9 juli een klein station in een vochtig weiland ontdek- ten. Tijdens de daarop volgende nacbt konden wij een der- de exem;plaar bemachtigen dat in de verzameling van onze vereniging wordt geplaatst. Het gaat bier blijkbaar om een zeer klein en kwetsbaar biotoop, maar misschien zijn er nog meer zulke plaatsjes in deze prachtige streek te ont- dekken. In elk geval zijn voorzichtigheid en zuinigheid geboden. J. Schuurmans Literatuur : Porster Se Wohlfahrt - Die Schmetterlinge Mitteleuropas , Band 5, Spanner. Hoffmeyer : De Danske Mhlere. Koch : Wir bestimmen Schmetterlinge, Band 4, Spanner (eer- ste en tweede uitgave). Lambillion & Derenne : Catalogue des Lépidoptères de Bel- gique (incl. supplementen). lempke : Catalogus der Nederlandse Macrolepidoptera (sup- plementen) . Lhomme : Catalogue des Lépidoptères de Prance et de Belgi- que. South ; The moths of the British Isles. ter Haar ; Onze Ylinders. BOEKBESPREKING A. Teobaldelli : I Macrolepidotteri del Maceratese e dei Monti Sibelli:^. 17 x 24 cm, 265 P* > 40 figuren, 10 kleur- platen; Assisi 1976, gebonden 80,- P^. In het algemene , inleidend ^gedeelte beh^delt Teobaldelli achtereenvolgens de geologie vande provincie Macerata (I- talië) , het klimaat, de vegetatie en de samenstelling van 64 de vlinderf auna. In Ixet systematiscii gedeelte geeft hij van de 97^ , "behandelde soorten gegevens over het voorkomen, de verspreiding, de vliegtijd en merkwaardige vormen. Yan enkele soorten worden ook verspreidingskaart jes af gedrukt. Achteraan staan samenvattingen in het Italiaans j Frans en Engels. Het tekstgedeelte eindigt met een bibliografie (102 werken), een alfabetische _ soortenindex en een lijst van de vindplaatsen met verwijzing naar de kaart. Dan vol- gen 12 zwartwit-foto’ s van biotopenen 10 kleurplaten met in het totaal 176 kleurfoto's van imago's. Deze platen zijn echter van middelmatige kwaliteit. Het boek is een uittreksel uit "Note ed appunti sperimen- tali di entomologia agraria, fase. 16, 1976" en de pagine- ring loopt dan ook van 81 tot 3^6. Prof. S. Zangheri schrijft in zijn inleidend woordje dat dit faunistisch werk een goede bijdrage is voor een _ eventuele ''Fauna d'I- talia". Het boek kan interessant zijn voor lepidopterolo- gen die in Midden- Italië opereren. 0. Kudrna : A revision of the genus Hipparchia Fabricius. 15 X 21 cm, 300 p. waarvan 48 platen, E. W. Classey Ltd. , Faringdon 1977» paperback £ 19,- • Dit boek biedt een uitstekende monografie van het genus Hipparchia , zoals wij ze ook van andere genera zouden wen- sen. De auteur onderzocht er 11.000 exemplaren voor, waar- onder voor zover mogelijk ook de typen van de verschillen- de namen. Kudrna brengt die 213 bruikbare namen terug tot slechts 45 taxa, zodat er heel wat synoniemen ontstaan. Na een inleiding (lijst van de onderzochte verzamelingen, werkmethode enz.) volgt de bespreking van het genus Hip- parchia waarin 5 subgenera (2 nieuwe) worden onderschex- den. Een determineertabel voor deze subgenera en voor de soorten wordt gegeven. Dan volgt de systematische behan- deling van de verschillende soorten. Elke soort wordt op gelijkaardige manier behandeld : volledige naam, synonie- men, referentie naar vroeger verschenen werken, beschrij- ving van de uiterlijke kenmerken, de mannelijke en vrouwe- lijke genitalia, het Julliense orgaan, de variatie, speci- fieke kenmerken van de soort, lijst van het onderzochte materiaal, verspreiding, fenologie, ongeldige (infrasub- specifieke) namen. Als er ondersoorten aanvaard worden, zijn ze op dezelfde wijze behandeld. Zoals reeds gezegd is er een drastische beperking van het aantal ondersoorten. Zo onderscheidt Kudrna bxj semele nog slechts drie ondersoorten, bij statilinus geen enkele. Andere opmerkelijke verschillen met de ons vertrouwde li- teratuur zijn de naamsveranderingen van alevone in hermio- ne , van aristaeus in algdjica en het wegvallen van de ge- nusnaam Pseudotergumia . die nu weer als een subgenus van 65 Hipparcliia wordt opgevat. Ik laat hier een vergeli jkings- tabel volgen tussen Higgins & Riley (Elseviers Vlinder- gids) en Kudrna : Higgins & Riley Kudrna HipparcHia fagi- alcyone alcyone alcyone syriaca alcyone natasha- ellena^ ne omiris semele semele semele cadmus aristaeus aristaeus- aristaeus algirica — aristaeus senthes— ; — aristaeus maderensis- azorina statilinus statilinus- statilinus sylvicola- f a t ua - hansii hansii- hansii powelli Pseudotergumia fidxa -Hipparchia fagi -hermione hemiione ■tLeimione norvegica syriaca syriaca syriaca cypriaca •syriaca ghigii caroli ellena ne omiris semele semele semele wilkinsoni semele leighebi volgensis delattini cretica christenseni mersina malickyi algirica sardoa algirica blacliieri algirica algirica algirica sentHes algirica maderensis azorina statilinus -fatua^ hansii -Hipparchia fidia_ wyssii wyssii wyssii wyssii wyssii bacchus wyssii bacchus - wyssii gomera De systematiek vanhet genus Hipparchia ziet er volgens Kudrna als volgt uit : subgenus Hipparchia : fagi (fagi, tetrica) , hermione (her- mipne, norvegica) . caroli . ellena. syriaca (syriaca. cypriaca, ghigii) . autonoe (autonoe . celaeno. maxima. zezutonis) j neomiris . subgenus *Par^ipparchia : semele (semele, *wilkinsoni . leighebi) . volgensis (volgensis . delattini)^ creti- ca. *c!^istenseyL . turcmenica . mersina (mersina. *ma- ITckyi) , pellucida (pellucida. cypriensis . hesselbar- thiV. ^ azorina. algirica (algirica. maderensis . bla- chieri . sardoa . senthes) . 66 subgenus Neobipp^chia : statiliniis . fatua (fatua, persi- cana) , bansii , parisatis . subgenus *Eu2iippaj‘chia : stulta. subgenus Pseudotergumia ; fidia. pisidice . tewf iki , wyssii (wyssii, baccbus , gomera) . De namen tussen haaiijes duiden op subspecies en de namen met een asterisk worden in het boek voor het eerst ge- bruikt. Dit grote deel wordt gevolgd door een systematische lijst van subgenera, soorten en ondersoorten. Dan geeft Kudrna nog een omschrijving, definitie of nadere uitleg over de volgende begrippen z soort, ondersoort, cline, pseudopoly- typisme, "character displacement", karyologie, taxonomi- sche kenmerken, nomenklatuur . Ook volgen er nog e:^ele zoögeografische gegevens, een uitgebreide bibliografie en een alfabetische index. De 48 platen bevatten tekeningen voor de verklaring van de gebruikte termen, de androconia en foto's van de mannelij- ke en vrouwelijke genitalia, het Julliense orgaan en bo- ven- en onderkant van de vleugels.^ Deze foto's zijn alle- maal in dezelfde verhouding en positie genomen en van goe- de tot uitstekende kwaliteit^ zodat ze goed bruikbaar zijn als determineermiddel. Het xs natuurlijk jammer dat de i- mago's niet in kleur konden worden af gedrukt. Het boek is in offset gedrukt, hetgeen uiteraard niet de- zelfde kwaliteit bereikt als diepdruk. Toch is_het_ zeer verzorgd uitgegeven. Yooral het platengedeelte is uitste- kend. Minder aangenaam is het feit dat het^boek geplakt en niet genaaid is, zodat sommige bladen bij veelvuldig gebruik wel eens konden loskomen. De kaft is van zeer dun karton. In de tekst komen slechts eiikele tikfouten voor (zo staat er op p. 126 tweemaal "Lemke" i. p. v. "Lempke", op p.152 "Bases-Alpes" i.p.v. "Basses-Alpes" en "Pyrenees" i.p.v. "Pyrénées", op p. 162_ "1876"i.p.v. "1976"). Verder zijn de figuren 126 en 127 niet van een uitleg voorzien. Kudrna merkt in een postscriptum op dat hij geen rekening kon houden met de eerste biologische stadia, omdat die nog onvoldoende bekend zijn. Verder zijn er nog problemen die ook hij niet kon oplossen, vooral dan bij de Aziatische soorten. Er is dus zeker nog werk te doen! Ondanks deze enkele tekortkomingen en de redelijk hoge prijs voor een boek in offset, is het een werk dat elke ernstige lepidopteroloog moet bezitten. W.0. De Prins 67 NATUURBELEVEN VOOR IEDEREEN Het Centrum "voor Natuurteschermingsedukatie in België en liet Instituut voor Natuurtescliermingsedukatie in Nederland organiseren^ op zondag 11 decemter 1977 te Antwerpen in de Ko3iingin Elisatetlizaal een Colloquium onder "bovengenoemd motto . Het Colloquium zal op zaterdag 10 december worden vooraf- gegaan door een reeks studiebezoeken aan natuurgebieden in de omgeving van Antwerpen. De nadruk zal gelegd worden op de^edukatieve mogelijkheden v^ deze terreinen. Dit Collo- quium is bedoeld voor allen die op enigerlei wijze geïn- teresseerd zijn in de mogelijkheden voor natuuredukatie in de grote stad en in het buitengebied. Verschillende sprekers uit België en Nederland zullen aan de hand van konkrete voorbeelden schetsen hoe de natuure- dukatie als aanzet voor milieuedukatie in de volle omvang vorm kan krijgen. Aan de deelname aan dit Colloquium zijn slechts geringe kosten verbonden. De organisatoren verwachten dat door het k^akter van deze bijeenkomst een stimulerende werking kan uitgaan voor de natuuredukatie in België. Allen die door hun werkzaamheden in de overheidssfeer ten behoeve van vorming en opvoeding en ook zij die in de pri- vate sfeer op dit terrein reeds a^ het werk zijn of een begin willen maken, mogen deze bijeenkomst niet missen. Begin oktober zullen de definitieve uitnodigingen voor dit Colloquium worden verzonden. Reserveert U echter de datum nu reeds. Verdere informatie is verkrijgbaar bij : Centrum voor Natuurbeschermingsedukatie v.z.w. Ommeganckstraat 26 2000 ANTWERPEN Telefoon : 031/31 8^ 81 Inhoud : De Prins, W.0. - Acentria nivea COlivier') *^7 — ■Rnfikbfinp-ppk'i ng '64 Schuurmans, J. 68 - Perizoma sagittata P. te .Asaenede 6^ pMik. nllfMr ■ W. O. PriM, IWti»»Uil.i. I», léOO knlwa. M.Im. : 03 -23.01.33 INDEX In deze index zijn alle geslachts- en soortnamen opgenomen, behalve die uit volgende lijsten : DrPIEEA (E. Enckels), III, p. 33-36. HÏMETtOPTEElA , lohneumonidae , IT, p. 61-65. LEPIDOPIIERA (Daverdisse) , IV, p. 15-19- Het Eomeinse cijfer duidt de jaargang, het Arabische de bladzijde aan. Acarida Dermatophagoides 111,30 pteronyssinus 111,30 Colembola Hypogastrura 111,38 manubrialis 111,38 Coleoptera Agapanthia 11,47 auronitens V,55 leuoaspis 11,47 Ancyrophorus III ,4 Carabus V,55 niger 1,11 aureus III ,4 ezuxumensis n,47 Pterostichus 1,11 Diptera argentifrons 11,22 Cheilosia 11,22 Hylemya II ,40 brassicae 11,40 Eristalis III, 3 Tubifera III, 3 Hymenoptera calceatus 1,-10 nigrinus 11,48 violacea 11,32, 40 Ectemnius 11,48 Philanthus 11,22 Xylocopa 11,32, 40 Evylaeus I,jO triangulum 11,22 Lepidoptera abdelkader rv,45 albovenosa 111,21 anachoreta 111,17 abencerragus IV, 5-1 albula 111,16 IV ,4 Abraxas 111,24 albulata IV, 6 Anaitis 11,35 IV, 6, 28, 62 V,10 Anarta V,11 V,-18 alceae _ IV,53 anatolica 111,37 Abrostola 111,22 alcestis IV,56 anceps IV ,4 IV, 6 alchemillata III ,24 andreae 11,47 absinthiata 111,23 alciphxon rv,48 annotinata V,10 Acasis V,33 alcon 1,7 anthelea IV,56 Acentria V,57 II ,35, 38 Anthocharis IV,41 aceris 111,22 rv,2 antiopa IV,2 Acleris 1,1-1 alcyone II , ,13, 47 Apamea III, 7, 20 Acronicta 111,22 IV, 44 IV,5 acte on rv,54 alfacariensis 11,35 Apatele 111,22 Actinotia v,33 algirica (Erocris) 111,44 Aphantopus v,9 adippe IV, 43 algirica (Hipp.) rv,44 apollinus rv,56 Adopaea 1,8 alienellus v,7 Aporia IV, 38 Adscita v,45 allardi TV, 47 aquilonaris 11,23 aegeria 1,8 Allophyes V,24 IV, 20 111,25 all9us rv,52 V,1, 8 IV, 46 alniaria 111,24 Araschnia 11,22 aestivaria 111,25 rv,7 III ,25 V,40 alpina III ,44 arcania II, >f aetherie 111,39 alpine 11a V,26 V,9 IV,43 alpium IV, 5 arcanioides rv,46 aethiops III, 9 alsines III ,21 Archanara III ,21 affinitata V,10 alternaria 1,8 Archips IV, 7 Agapeta V,7 111,24 Archon rv,56 Aglais 111,25, 29 alternata 1,8 Arctia 11,24 IV, 2, 20, 28 alveus 111,38 111,16 V,8 IV, 53 Axenostola III ,21 aglaja IV, 20, 42 amanda IV, 52 arethusa 111,37 Aglaope 111,43 V,2, 8 IV ,45 Agriphila v,7, 27 amata III ,24 Arethusana III ,37 Agroohola v,33 IV, 29 rv,45 Agrodiaetus 11,47 Amata 111,38 argiolus IV,51 IV,30, 56 Amathes 111,18 argus 1,7 Agrotis V,33 ambigua V,34 11,38 albanica in ,44 ambusta 11,47 axgyro gnomon V,32 alberganus 11,43 ampelophaga III ,44 Argyroploce V,7 III , 60 Amphipoea 111,21 Arxcia 11,22 albicans rv,52 Amphipyra 111,20 rv,52 albipuncta V,52 V,15, 33, 40 v,8 albipunctata 111,23 v.9 amyinoiie IV, 56 arion III, 9 1 aristaeus IV, 44 armoricanus IV,53 arragonensis 11,22 Arsilonche 111,21 artazeizes V,8 Artogeia 11,35 asteris IV,27 atalanta 11,22 UI, 25 rv,42 V,34 Atethmia 11,47 athalia 11,25, 47 rv,20 V,5, 9 atlantica IV,52 atlantis IV, 45 atomaria 1,8 11,38 UI, 25 v,io atrata V,10 atriplicis 111,20 augur 111,18 aurinia IV,44 ausoida rv,38 Autograplia 1,7, 8, 10 n,22 111,22 IV, 28, 62 V,34 autumnata IV, 6 aversata 111,24 avis _ IV, 47 Axylia 111,21 Azanus IV, 48 b ballos IV, 47 bilineata 1,8 borbonica bathseba IV ,46 bilunaria 111,24 UI, 25 bore batis rv,29 bistortata brassicae baviuB 111,37 blanda v,33 brassicae IV, 51 blandiata V,10 belemia rv,38 Blepharita 11,47 belia IV ,41 Boarmia UI ,25 bellargus IV, 21 boeticus iv,7, 27 Brenthis berbera V,15 IV,48, 54 briseis Berberis IV, 45 bolivari 11,22 brunneata betulae V,15 Boloria 111,44 bucephala bicolorana IV, 6 11,23 bicolorata rv,5 IV, 20 budensis bicoloria V,33 V,1, 8 buettneri bicostella V,7 Borbo IV, 55 Bupalus bidentata IV, 7 e Cabera 1,8 Cerapteryz 111,19 c-nigrum 111,25 IV, 29 Coenobia caelestissima caesiata caja Calamotropiia c-album Calliclystis Callopbrys Calotbysanis camelina camilla Campaea candidula capitalis Carcliarodus cardui caxoli carpinata OaxterocephalUB cassioides oastanea castigata castrensis Catocala Catoptria caucasogenita cecilia Celastrina Celerio celerio centauxeata ,<17 V,10 III ,16 V,26 111,25 IV ,42 111.23 1,8 11,38 IV,47 V,8 111.24 IV, 29 111,17 iv,29 1,7 111.25 1,10 111,44 IV,53 11,22 rv,42 V,34 IV ,44 1,10 IV, 6 111,39 iv,3 IV, 56 V, 33 111,23 11,47 III ,9 n,47 in, 22 V,33 v,7, 27 11,47 IV ,46 IV, 51 IV,9, 10 IV, 10, 24 111,23 cerxsya Ceruxa cervini Charazes charlonia Chazaxa cheiranttii chenopodiata Chersotis Chiasmia Chilo Chilodes cblorana Chloridea Chlorissa chloros Chris ti Chrysaspidia chrysippus chrysitis chrysonuchella chrysorrhoea Chrysoteuchia Cidaria Cigaritis Cilrz cingovskii cirixia Cirrhia cirtana citrago clathrata claudina cleopatra Cleora Clossiana Clostera 111,37 111,31 _V,33 11,24 rv,42 rv,38 V,39 IV ,45 11,23, 35 111,24 11,47 V,10 V,26 V,16 111,22 1,7 IV, 5 IV, 7 111,44 11,24 IV, 6 IV ,42 111,22 V, 28 V,40 V,7, 28 1,7, 8 IV, 47 111,18 rv,56 rv,2, 43 V,33 111,44 V,34 V,10 II ,41 IV ,41 V,18 V,10 IV, 2 T,3, 5, 8 111,17 IV ,4 V, 11 rv,55 < . ■'^>3. 9 (Mam.) 111,19 (Pieris) 1,8 11,35 111,25 rv,28, 38 V,8 rv,45 V,10 UI, 17 IV,29 UI ,44 V,34 V,10 coenohita Coenonympha coerulata cognata Colias . T.''. Colostygxa Colotis comitata comma (Hesp.) comma (Leuc.) compta confusa _contaminelIa convolvuli coracina cordigera coridon Coscinia Cosmia Cosymbia craccae Crambus cramera crataegi crenata (Apamea) orenata ( Gluph . ) cribraria cribrumalis cristara Crocallis crocea Crypsedra cuculatella cuculla Cucnllia 2 cnlïïiella Cupido cuid;ula curvatüla T,7, 28 Cyaniris 111,17 Cybosia rr,4, 26 d IV' ,52 Cycnia 7.8 1.8 11,38 ■ 7,11 17,3 Dauaus daphnis daplidice dardoinella DaseoctLaeta Dasycampa Dasychira decimalis decretaua Deilephila 17,42 1,10 17,24 7,18 17,38 111,38 IT,5 IT,5 T,33 111,19 17,7 17,10, 61 7,24 Deilinea deione depressa deserticola desf onatinii Diacrisia Diactinia Diarsia I'icranui’a didyma diluta 7.10 17.43 17,3 IT,43 17.44 1,8 11,38 111,23 111,18 7.11 111,11 17,21, 43 7,33 dimidiata disa Discestra dispar dodonaea doris dorus Drepana dromedarius Drymonia duplaris III, 19 111,16 17,66 IV, 53 17,46 111,18 17,4, 26 V,9 111,17 17 ,4 , 66 111,17 Eana Earias Ectropis Eilema elinguaria Ellopia elpenor Elphinstouia emarginata Ematurga emortualis Enargia Endromis Ennomos Enteptiria Ephesia Epiblema Epione epiphron e v,7 111,22 111,25 17.3 7,39 111.24 17,7 17,10, 61 7,24 17.38 7,10 1,8 11.38 111.25 7,10 17.6 111,20 V.33 III, 9, 38 17.4 7,32 111,24 17.7 7,10 11,47 T,7 1,8 111,24 11,43 Epirhoe Erebia V,3 erxcae ericellus Eriogaster eripbyle emixnea eroides eros erosaria Eryunis esculi Esperia esserii Eucbloe Eucboeca Eudia Eulia Eulype e urne don Eumedonia 7,10 11,24, 36, 41 III, 9, 60 17,56 , 4, 5, 9, 39 11,38 IV, 3 V,7, 2', 11.7 11,43 111,11 V,33 IV,56 IV, 56 111,24 17.7 17,3 17,47 IV,57 11,10 IV, 30, 38 V, 39 1,8 1,8 11,38 V,7 7,10 111,60 111,60 eunomia eupbeme eupborbiae euphrosyne Euphydryas Euphjda Eupitbecia Euplexia Euproctis Eurrbypara euryale Eustrotia evagore eversi exantbemata exclamationis exiguata extersaria V,4, 8 17,41 17,11 V,3, 9 17,44 1,10 111,10 17,6 V,33 1,10 11,47 111,23, 42 7,10, 17 111,20 7,40 V,8 11,43 1,8, 10 111,22 IV, 5 IV,38 11,22 1,8 111,25 7,10 111,18 11,47 IV, 7 f Fabriciana 17,43 ferrugata fagi fHipp.) II, 13, 47 ferula fagi (Staur.) 17,3 festucae falcataria 7,33 fidia 111,18 falloui 17,38 filipendulae falsella 7,27 firmata fascelina 7,33 flavioincta fascelinella f asciaria 7,27 17,7 fluctuata flüxa fasciuncula 111,21 foenella feisthamelii iv,5 forsterana freija 11,9 ferrago 1,8 111,19 frigga 111,31 fucosa 17,45 fulgidella 17,6 fuliginaria 17 ,45 f uliginosa 7,40 fülminea 111,17 furcata 17,6 III, 6 furcula 111,24 7,16 furunoula V,7 7,7 fuscalis 7,3, 9 fusconebulosa V,5,9 III V,27 111,23 111,16 11,47 1,7 17,6 111,17 17,3 111,21 17,21 V,8 11,47 V,7 3 9 galathea IV, 44 geniculea V,28 Gonodontis IV,7 galii 1,10 Geometra 111,25 gonostigma 11,7 IV, 9, 10 geryon 111,44 gotbica 111,19 gamma 1,8 gilvago V,33 graeca (Boloria) 11,23 11,22 glaucata 111,18 graeca (Zygaena) 111,44 111,22 Glaucopsyche IV, 51 graeca (Pseudocbaz. •)IV,56 IV, 28, 62 globulariae 111,44 graminis 111,19 V,34 Gluphisia 111,17 IV, 29 Gastropacha 111,11 iv,3 Grapbipbora 111,18 V,33 Gnophos 111,38 Griposia 11,9 Gegenes IV, 54 V,10 grossul ariata 111,24 gelidata V,10 Gonepteryx 1,8 XV ,28, 62 geminipuncta 111,21 11,9, 22 V,18 gemmea III, 5 rV,28, 41 h V,18 Hatrosyne 111,17 Hepialus 11,18, 47 Hoplodriiia 111,21 Hadena rr,5 111,18 V.33, 34 halterata IV, 6 IV, 4 bortulata V,8 hamaBa T,7 V,7 Huebneriana IV,4 hamellus V,27 herbariata III ,4 bumidalis 1,3 hamza IV,54 Herminia III, 4 bumuli 11,18 hansii IV,45 V,11 IV ,4 Harpyia 111,17 Herse V,34 byale 11,35 IV, 3 Hesperia IV,3, 54 rv,2 hartigi IV, 30 Heteropterus 11,1 V,34 hastata 11,37 heus en V,45 Hyboma UI, 8 IV, 6 Hipparctda 1,8 Hydxaecia 111,21 V,10 II, ,9, 13, 47 Hydrelia IV, 66 hecla V,5 IV, 44 Hydriomena in,23 hecta 11,18 V,39 rv,6 V,7 bippocastaiiaria 1,8 Hyles 1,10 Hemithea 111,25 Hippotion IV, 10, 24 ^p)eiia 111,23 V,40 birtaria iv,7, 27 V,11 Heodes III ,26 bispana 11,9, 21 byperantus T,9 rv,48 bispanica 111,44 Hyponepbele IV ,46 icarus rv,52 infausta 111,43 Ipimorpba III ,20 V,8 ines IV, 44 IV,5 Idaea III ,24 ino V,8 ipsilon III ,20 idas 1,7 inquinata II 1,4 V,34 V,8 inquinatella V,28 irriguata 1,10 ilicis 1,8 inter jecta rv,5 Issoria IV, 2, 42 immorata V,9 interrogationis III ,3 v,3^ immutata 111,10 io III ,10, 25 Itame 111,24 v,9 IV, 28 V,10 impura 111,20 lolana IV, 51 Iteopbaga V,33 Inacbis 111,10, 25 iolas IV, 51 IV, 28 Ipbiclides 11,9 incanata V,9 111,37 iv,37 V,38 ;]asius IV, 42 j jordani 111,44 jurtina 1,8 Jaspidia 1,8 jota 1,7, 10 111,25, 37 ;]esous IV, 48 V,34 iv,45 Jodis UI, 25 3»m' perata k IV, 6 knysna IV,50 4 I labasi 111,43 lacertinaria 111,18 T,9 lactearia 111,25 1- album IV,25 v,33 Lampides IV ,48 lanestris 11,7 Laothoe 111,17 IV, 29 laquaeania 11,47 larissa IV,56 Lasiocampa 11,38 Lasioramata III ,26 IV, 2, 28, 47 T,9 lathonia IV,2, 43 V,34 latistria V,27 latruncula 111,21 lavandulae 11,35 lavatherae 17,54 leporina 111,22 Leptidea IV „41 7,2, 8 Leucania 111,20 17,5 Leucodonta 7,33 levana 11,22 111,25 libatrix 111,23 ligea 11,43 7,5, 9 lignata 11,47 ligustri 17,29, 61 Limenitis 1,7 lineola 1,8 111,26 IT.54 V,8 literosa 111,21 litiiargyrella V,28 Lithosia 7,33 lithozylea 111,20 Lobopbora IV, 6 Lomaspilis 1,8 111,24 V,10 Lopbopterys: 111,17 17,29 7,33 lorquinii 17,51 Lozotaenia 7,7 lubricipeda 111,16 lucipara 111,20 lucipeta 1,10 lunaria 111,10 lunosa 7,33 Luperina V,24 lupine IV, 46 luteolata III ,24 Lycaeides 1.7 7,8, 32 Lycaena 1,8 111,26 IV, 48 lycbnidis V,33 Lycia IV, 7, 27 Lycopbotia 1,8 Lygepbila 17,25 V,11 Lygris 1.4 IV, 6 lymantria 111,16 Lysandra 11,9, 21, 22 111,27, 37 17,21, 52 7,39 Macdunnoughia III ,41 macbaon ni,9 17,37, 61 macilentaria 11,47 Macroglossum 7,34 Macrotbylacia 7,35 Maculinea 1,7 III, 9 IV,2 maera 17,47 7,9 Malacosoma III ,9 malirae 17,3, 28 Mamestra 111,19 17,5 Maniola 1,8 111,25, 37 17,45 mannai 111,44 17,38 manto H,43 margaritata 111,25 margaritella 7,27 marginata 1,8 111,24 7,10 marginepunctata 7,33 maritima 1,7 17,5 V,16 maz-occana (Hyp.) 17,46 m maroccana (Zyg.) 11,48 mesomella 1,8 martini 111,44 11,38 17,51 V,11 maura III, 7 metallicana 7,7 mauretanica 111,44 meticulosa 111,20 mauretanicus rv,48 Miana 111,21 megacepbeila 111,22 17,21 megara III ,26 micacea 111,21 IV,2, 28, 47 millefoliata 7,17 melagona 7,33 ministrana 7,7 melaleuca 7,11 mnemosyne 7,39 melampus _ 11,43 mobammed 17,53 Melanargia IV,44, 56 monoglypha 111,20 melanopa 7,11 montanata 7,10 melanops 17,51 Mormo III, 7 Meleageria 1,10 17,24 morpheus II .1 111,21 V,18 morronensis 11,22 Melitaea 11,47 multangula 11,47 111,39 munda 17,5 IV,2, 21, 43 munitata V,10 Mellicta 11,25 murana 7,7 IV,20 7,5, 9 muricata 1.7 11,38 mellinata 1,4 muscerda 111,10 mendica 17,3 Muschampia 17,53 menelaos 17,56 Mysticoptera 17,27 mentbastri 111,16 Mytbimna 7,33 IV, 28 1,8 Mesapamea 111,21 II.9 Mesoacidalia IV,20, 42 111,19 17,5, 25 7,24, 33, 34 n napaea 11,23 nivea 7,57 7,5, 8 Noctua 1,8 napi 111,25 111,18 IV,28, 38 17,5, 28 7,8 Nola 111,16 nebulata 1,8 Nonagria 7,33 nemorellus 7,7, 27 Nordmannia 1,8 neomiris 11,9 17,47 nickerlii V,24 norna 7,5, 9 nostrodamus notata (Erocris) IT,54 , III notata (Semiotliisa) 1,8 III, 31 Nothopteryx Notodonta nupta Nymphalis IV, 6 111,17 111,22 III ,9 IT,2, 42 5 o obeliscata V,17 obscura 111,44 obsoleta IV, 5 V, 33 obsoletana V,7 occitanica rv,44 ocellana V,7 ocellaris V,35 Ochlodes 1,8 111,26 V,1, 8 Ocbropleura 111,18 Ochrostigma III, 7 V,33 Ocnogyna 11,24 oculeris ni,18 Odezia V,10 Odonestis V,33 oeme 11,43 Geneis V,3, 5, 9 oleracea 111,19 Olethreutes V,7 Oligia in, 21 iv,5 olivana 1,8 iv,5 Onrphaloscelis V,33 onopordi rv,53 ophiogranima rv,5 Opi s tbo grapti s III ,24 Oporinia rv,6 Opsibotys V,8 optilete V,8 or 111,18 oreopsyche IV, 26 Orgyxa 11,7, 38 IV, 3 Orthonana 11,47 Ortbosia 111,19 rv,5 osseana v,7 osterodensis rv,3i Ourapteryx 111,25 p pabulatricula Pachetra Pachycnemia palaemon palaeno paleacea pales palpina paludella pamphilus pandora Pandoriana pandros e Panthea Papilio papilionaria Pararge Parascotia Parasemia parasita PamassitM parthenoides pascuellus pastinum pavonia pechi pectinataria Pediasia pellucida Pelosia Pelurga Penestoglossa perflua Peribatodes Peridea Perizoma perlellus permutatella persicariae Pbalaena Phalera Pharetra pharte Phasiane pbegea Pheosia Pbilotes Philudoria 6 III, 7 V.33 1,8 111,39 IT,3 V,I, 8 V,33 11.23 111. 17 T,26 1,8 IT,46 V,9 IT,42 IV ,42 II, 43 V,3,9,39 in ,5 III ,9 IV, 37, 61 111,25 1,8 111,25 IV, 46 111,23 V,11 11.24 V,39 11.25 v,7, 26 V,11 1,8 11,38 IV, 38 V,10 v,7, 27 V,39 111,10 111.23 111,38 V,33 v,i7, 33 IV, 4 II, 47 III ,24 IV, 6 V,10, 63 V, 26 V,7, 27 111,19 111,19 V,34 111.17 rv,29 III , 22 11,43 111.24 111,38 III, 17 IV, 51 IV, 29 pblaeas 1,8 porcellus V,24 111,26 porphyralis V,8 rv,48 porpbyrea 1,8 Phlogophora 1,3 111,20 Portbesia 1,8 111,16 phoebe IV,43 potatoria rv,29 phoebus IV, 48 pratellus v,7, 27 Photedes 111,21 predotae 111,44 V,16 prieuri IV,45 Pbxagmataecia v,33 proboscidalis 111,23 Phragmatobia 111,16 V,11 pbragmi tellus V,26 processionea rv,3 p^agmi tidis 111,21 v,33 picata 1,10 Itocloseiana V,4, 8 Pieris 1,8 Procris 111,44 II, ,10, 23, 35 V,39, 45 in, 25 rv,38 promissa 11,47 V,33 V,8 pronuba 1,8 pigra rv,4 V,11 111,18 rv,28 pinella V,27 protai V,24 piniarius V,10 proto rv,53 pinkeri 11,9 pruni (Odonestis) V,33 pirithous IV,48 pruni (Ebagades) 1,7 pisi 111,19 111,44 plantaginis V,11 rv,4 Platytes V,26 pruni (Strymomdia) V,38 Plebejus 1,7 Pseudocbazara IV,45, 56 11,24, 38 Pseudoips IV, 6 IV, 30, 51 Pseudopbilotes 111,37 Plebicula IV, 52 V,2, 8 Pseudotergumia IV, 45 V,40 plecta 111,18 Psodos V,10 Pleurota V,7 Pterostoma 111,17 plumbeolata V,10 Itilopbora V,39 plumella 1,10 pudorina V,33 plumifera rv,26 pulcbrina v,34 plumigera V,39 pumilio rv,55 Plusia 111,22 punctifera IV,52 podalirius 11,9 punctinalis III ,25 111,37 punctulata IV, 7 rv,37 v,38 pus aria 1,8 111,25 podana iv,7 V,10 Poecilooampa IV, 4 puta 111,11 polaris V,4, 9 putris rv,5 polycbloros III ,9 111,21 Polygonia IV, 42 pygarga 1,8 111,25 pygmina 111,21 rv,42 pylaon 11,24 Polymixis III, 6 pyraliata IV, 30 polyodon V,33 Polyonnnatus IV,52, 56 V,8 pyramidea 111,20 V,40 Polyploca V,33, 39 Pyrausta V,8 Pontia IV, 38 I^gus 111,38 nopulata IV, 6 IV,3 , 28, 53 populi (Laotboe) 111,17 pyritoides IH,17 IV,29 P^onia 1,8 populi (Poecil. .) n,4 11,38 populifolia 111,11 V,33 IV, 46 q quadra T,33 qaercus (Lasio.) 11,38 quercus (Querusia) IV, 47 Quercusia V,32 quema IV,47 7,32 IV, 4 r rapae 1,8 11,23 111,25 Bhagades 1,7 17,4 111,44 17,28, 38 rbamui 1,8 Eebelia 1,10 17,28, 41 rectangulata 111,23 Eheumaptera 11,37 reisseri 111,44 111,23 repandaria 1,8 Ebyacia 17,6 111,24 1,10 repaudata 17,27 ridens 7,39 7,10 ripartii Ei vul a 11,47 17,30 1,8 111,23, sagittata 7,63 s Semiothisa 1,8 sagittigera 7,33 111,24, 31 sambucaria 111,25 seriata 111,24 saauio 1,8 sericealis 1,8 11,38 111,23 sarpedon 17,31 serpentata 7,10 satura 11,47 sartori us 17,53 satyrata 111,42 sexalata 17,27 Satyrus 17,45 7,33 scbmidti 111,44 sexstrigata 111,19 Schxaiikia ^ ,3 silaceata 111,23 scbulziaua 7,7 silvellus 7,26 Sciopteris 17,30 similis 1,8 scipio 11,36 111,16 scita 1,3 simulaus 1,10 Sooliopteryx: 111,23 sinapis 17,41 Scopula 7,9, 33 7,2, 8 Scotxa secalis secundaria Sedina segetum selasella selene Selenia semele semi argus J. V V,34 111,2'! ,'17, 33 V,34 111,18 V,27 rv,2 V,3,'8 111,10, 24 V,39 1,8 IV, 52 V,8 sordaria sordens spadicearia sphecif oimis SpiLim Spialia Spilarctia Spilonota Spilosoma statices statilinus Eoeselia rubi (Callophrys) 111,16 1,8 11,38 IV,47 V,8 111,18 V,11 rubi (Macrothylacia) V,35 rubi (Diarsia) rübiginea rufa rumicis rüniina IT,5 V,33 111,22 IV,37 Stauropus stellatarum Sterrha straminea straminella striata strigilis strigosa Strymonidia suasa Subacroniota subnotata subsolana subtusa succenturiata sudetica sulpburella sylvata sylvestris sylvina Sympistis Synantbedon Syugrapba Syntarucus syringaria IV, 3 V, 33 V,34 1.7 11,38, 47 III ,4, 10 IV,26 V,4, 10 7,24, 33 V,7, 28 17,21 111,21 III, 8 7,38 111.19 111,22 111,23 111,44 111.20 17.5 111,23 7.7 17,57 17.6 1,8 17,54 11,19 111,18 7,11 17,4 III, 3 17,48 7,34 t tagis 17,30 Tbisanotia Talaeporia 1,8 Tbolera Tarucus 17,48 tbore tentacularia 7,11 Tbyatira tenuicornis III ,44 Tbymelicus ternata 7,9 testaceata 17,66 Tetbea 111,17, 18 titbonus Thaumetopoea 17,3 7,33 tityrus 'The c la 7,15 Tomares tbeopbrastus 17,48 Trachea TEera 17,6 tragopogiuis 7,10, 16 trapezina Theresimima 111,44 tremula Thersamonia 17,48 Tricbopteryx tbersites 17,52 tri deus 7,28 111,19 trifolii 111,19 17,4 7,5, 9 trimaoula 17,66 17,29 111,26 triplasia 111,22 17,6 17,54 Trisateles 17,6 7,8 tristata 7,10 1 ,8 tristella 7,27 11,38 truncatella 7,7 111,26 tubulosa 1,8 17,47 111,20 tullia 17,2 7,1, 9 111,20 turca 17,5 111,20 turfosalis 1,3 111,17 typbae 7,33 1,10 111,22 t^ica 111,19 7 u ubaldufl IV, 50 uliginosellus V,26 umbratioa IV, 5 uaangulata III, 10 IV, 6 „ • . ■'^.33 tmammis 111,20 uncula I 8 111,22 undulata 111,23 unifonnata 11,35 unipuncta II 9 urticae (Agl.) 111,25, 29 IV, 2, 20, 28 V, 8 urticae (Spil.) 111,16 IV, 3 z Zegris IV ,41 Zeryrtliia 111,37 IV,37 ziczac 111,17 Zizeeria rv,50 zobra IV, 47 Zygaena 11,10, 35, 48 111,17 iv,31 V Vaociniina Vanesea variata vauclieri velitaj?is venatus venustula verbasci verberata versicolora viïïii nalis vinula viridata V,8 11,22 111.25 IV,^2 V,34 V,10, 16 IV, 46 III, 7 1,8 111.26 V,1, 8 V,33 V,33 11,47 III, 9, 38 IV, 4 V, 32 V,33 111,31 IV, 7 viretata virgaureata viridata vogelii Vulgata vulpinaria V,33 V,10 IV, 7 IV,51 111,23 V, 10 IV, 26 w warrenensis wauaria Witlesia w-latinum 111,38 111,24 V,7 IV,5 X xantbograpba 111,19 Xantborhoe III ,24 , 31 V,10 8